We mogen weer!
Eindelijk, we mochten weer! In de eerste week van augustus waren we met een grote delegatie van het Alzheimercentrum Amsterdam naar het AAIC (Alzheimer’s association international conference). Dit is een jaarlijks terugkerend groot internationaal congres, waarin de belangrijkste doorbraken op het gebied van onderzoek naar de ziekte van Alzheimer en andere vormen van dementie worden gedeeld. Het is een onmisbaar onderdeel van ons werk, want wetenschappelijk onderzoek naar deze complexe ziekte kan je niet alleen. Je leert van elkaar, inspireert elkaar en bouwt aan een internationaal netwerk waardoor onderzoekers met elkaar kunnen samenwerken.
Precies in het jaar dat het AAIC eindelijk een keer in Amsterdam zou zijn, rolde de covid-pandemie over ons heen, en was het afgelopen twee jaar helemaal of grotendeels alleen online te volgen. Ook leerzaam, en het onderzoek ging wel door, maar echt netwerken was natuurlijk onmogelijk. Dit jaar was het eindelijk weer mogelijk om te reizen, en ondanks dat het congres helemaal in San Diego was, gingen we met een grote groep van maar liefst 41 mensen die kant op. Voor de meeste promovendi bij het alzheimercentrum was dit hun eerste echte ‘live’ congres, dus extra bijzonder!
Belangrijkste highlights
Omdat het AAIC zo’n groot congres is – er waren ruim 5.000 bezoekers en elke dag meerdere parallelle sessies met presentaties en discussies – is het eigenlijk onmogelijk alle highlights van het congres benoemen. Ik doe toch een poging, vanuit mijn eigen perspectief.
Biomarkers
Ik ben onderzoeker op het gebied van vroegdiagnostiek en ‘biomarkers’, signaalstoffen in met name hersenvocht waarmee de ziekte van Alzheimer kan worden vastgesteld. Het was voor mij indrukwekkend om te zien hoeveel vooruitgang er is geboekt op het gebied van de biomarkers in bloed. 10 jaar geleden werd het nog voor onmogelijk gehouden dat we de Alzheimer-biomarkers in bloed zouden kunnen meten, maar nu komt dit door steeds geavanceerdere technieken steeds dichterbij de dagelijkse praktijk. Een andere belangrijke ontwikkeling op het biomarkergebied is dat er steeds meer aandacht komt voor andere ziekteprocessen bij dementie, zoals de rol van het afweersysteem en schade aan de ‘synapsen’ (plekken in hersencellen waar de communicatie plaatsvindt). De hoop is dat we voor deze processen ook biomarkers kunnen ontwikkelen, om de ziekte nog beter in kaart te brengen en mogelijk de verschillen tussen patiënten kunnen verklaren.
Medicijnen
Als neuroloog zit ik wekelijks tegenover patiënten die net te horen hebben gekregen dat ze Alzheimer of een andere vorm van dementie hebben, en behandeling is uiteraard een belangrijk gespreksonderwerp. Er is nog steeds geen echt werkend medicijn op de markt in Europa, maar ook op dit gebied is vooruitgang geboekt afgelopen jaar. Een eerste middel om het amyloid-eiwit op te ruimen is vorig jaar goedgekeurd in Amerika. Hier is veel discussie over – het werkt eigenlijk onvoldoende, brengt zeker geen genezing, is heel duur en voor verreweg de meeste patiënten niet geschikt –, maar wetenschappelijk gezien is het een enorme doorbraak. Voor het eerst lijkt er iets in ieder geval een beetje te werken! De komende jaren gaan we ongetwijfeld nog veel meer horen over nieuwe medicijnen.
Diversiteit
Ten slotte is er internationaal steeds meer aandacht voor diversiteit. Dit is heel belangrijk omdat de meerderheid van de studies tot nu toe zijn verricht in vooral witte, hoogopgeleide patiënten. We weten niet of we alle patiënten wel over één kam kunnen scheren. Zijn in andere populaties en andere werelddelen de risicofactoren voor dementie wel dezelfde? Is het beloop wel hetzelfde? Zijn de tests die we hebben eigenlijk wel geschikt? Het is een uitdaging om voldoende diversiteit in onderzoekgroepen te krijgen, maar het zijn belangrijke vragen in een wereld met een toenemend gemengde bevolking.
Wat nemen we mee naar huis?
Behalve de bovenstaande wetenschappelijke highlights was het congres ook belangrijk voor de saamhorigheid binnen ons eigen centrum. Na twee jaar grotendeels thuiswerken en digitale vergaderingen was het een verademing om weer dingen samen te kunnen doen, zoals borrelen en eten na een lange congresdag. Onderzoekers zijn ook net mensen, en contact met collega’s is heel belangrijk voor het werkplezier! Ook vervult het me met trots dat er zoveel presentaties en posters waren van collega’s van ons centrum, dat er zulk hoogstaand onderzoek wordt gedaan in ons kleine landje, en dat we internationaal echt op de kaart staan.
Ten slotte kan ik denk voor alle collega’s spreken dat we met een jetlag maar enorm geïnspireerd weer zijn teruggekomen in Amsterdam. Op naar een nieuw wetenschappelijk jaar, en op naar het AAIC in 2023, wanneer het eindelijk écht in Amsterdam zal zijn!