Hallo, ik ben Anita van Loenhoud en ik ben PhD-kandidaat bij het Alzheimercentrum. Ik doe onderzoek naar cognitieve reserve. Met deze blog wil ik informatie delen over cognitieve reserve in het algemeen, en updates geven over de ontwikkelingen binnen mijn onderzoek.
Mijn achtergrond
In 2007 begon ik mijn Bachelor Psychologie aan de Universiteit van Utrecht. Al snel kwam ik erachter dat mijn interesse binnen de psychologie in de biologische en medische hoek lag. Ik vond het fascinerend om te leren hoe ons gedrag wordt bepaald door onze hersenen. Vooral het begrijpen van wat er allemaal mis kan gaan in de hersenen, en hoe dat tot allerlei cognitieve problemen (zoals geheugenklachten) kan leiden, trok me enorm aan. Daarom koos ik ervoor om de Master Neuropsychologie te volgen, waarin je wordt opgeleid om door middel van ‘neuropsychologisch onderzoek’ (zoals taal, reken- en geheugentests) de denkfuncties van patiënten te evalueren. Mijn stage liep ik in het Hofpoort Ziekenhuis in Woerden; een ontzettend leerzame periode waarin ik ontdekte hoe fijn ik het vond om in de zorg te werken en met patiënten in aanraking te komen. Tegelijkertijd miste ik ook iets: het bedrijven van wetenschap! Tijdens mijn studie had ik me altijd met plezier verdiept in wetenschappelijke theorieën, statistiek en methodologie. Daarom besloot ik om na mijn afstuderen een tweede Master te volgen: Cognitieve Neurowetenschappen, aan de Universiteit van Leiden. Dit bleek een geweldige keuze; met veel enthousiasme en een mooi eindresultaat behaalde ik mijn diploma.
Waarom het Alzheimercentrum?
Na mijn opleiding hoopte ik op een baan waarin ik zowel mijn interesse voor de neuropsychologie (werken met patiënten) als mijn passie voor wetenschappelijk onderzoek kwijt kon. Het Alzheimercentrum bleek precies te zijn wat ik zocht: een plek waar kliniek en wetenschap nauw met elkaar verbonden zijn en elkaar wederzijds beïnvloeden. In december 2014 mocht ik aan de slag als PhD-kandidaat, onder leiding van postdoc Rik Ossenkoppele. De onderzoeksgegevens waar mijn PhD op berust, bestaan uit de medische informatie van patiënten die voor diagnostiek en zorg naar ons centrum zijn gekomen (en hiervoor een toestemmingsverklaring hebben gegeven). De patiënt staat daarom centraal in alle wetenschappelijke onderzoeken van het Alzheimercentrum. Daarnaast werk ik één dag in de week als neuropsycholoog op de Geheugenpoli van het VUmc, waarbij ik help bij de diagnostiek van nieuwe patiënten en daarmee indirect bijdraag aan de database waaruit ik mijn onderzoeksgegevens haal.
Mijn onderzoek: cognitieve reserve
Waar ik door gegrepen werd, was het feit dat het beloop bij de ziekte van Alzheimer voor elke patiënt anders is. Bij de ziekte van Alzheimer ontstaan schadelijke eiwitten en weefselverlies in de hersenen, wat uiteindelijk leidt tot geheugenklachten. Wanneer die geheugenklachten precies ontstaan en hoe snel ze toenemen, dát verschilt echter van persoon tot persoon. Bij dezelfde hoeveelheid hersenschade kan de één al ernstige geheugenklachten ervaren, terwijl de ander nog relatief goed functioneert. Om dit verschijnsel te verklaren, is het begrip ‘cognitieve reserve’ bedacht. Cognitieve reserve beschrijft hoe goed de hersenen kunnen omgaan met schade, zoals de eiwitten en het hersenweefselverlies bij de ziekte van Alzheimer. Iemand met een hoge cognitieve reserve kan relatief veel hersenschade verdragen, zonder dat hij/zij vergeetachtig wordt. Over het algemeen komt een hoge cognitieve reserve voor bij mensen die mentaal actief blijven. Zij hebben bijvoorbeeld een hoge opleiding, een uitdagende baan, of vullen hun vrije tijd met boeken en spelletjes. Ook mensen die veel aan lichaamsbeweging doen hebben vaak meer cognitieve reserve.
Mijn missie
Met mijn onderzoek hoop ik meer inzicht te krijgen in hoe je cognitieve reserve kunt meten, en welke mechanismen in de hersenen een rol spelen. Ik verwacht dat ik patiënten hiermee op belangrijke manieren kan helpen. Als ik cognitieve reserve beter kan meten, dan betekent dit ook dat ik een betere inschatting kan maken van hoeveel cognitieve reserve elke individuele patiënt heeft. En als ik dát weet, dan kan ik ook beter voorspellen hoe snel zijn/haar geheugen in de loop van de tijd achteruit zal gaan. Door deze nauwkeurigere prognose verminderen we de onzekerheid over de toekomst die patiënten en hun mantelzorgers vaak ervaren. Op de lange termijn kunnen mijn onderzoeksresultaten ook bijdragen aan nieuwe behandelmogelijkheden. Omdat er nog weinig medicijnen voor de ziekte van Alzheimer bestaan, zijn we actief op zoek naar andere manieren om patiënten te helpen. Dat kan bijvoorbeeld door een mentaal en/of fysiek trainingsprogramma te ontwikkelen om cognitieve reserve te verhogen. Omdat de hersenen beter om leren te gaan met Alzheimer-eiwitten en weefselverlies, zullen mensen na deze training minder geheugenproblemen krijgen van dezelfde hersenschade.
Zijn er lopende onderzoeken naar de relatie tussen mentale en/of fysieke training en cognitieve reserve? Specifiek voor vascular cognitive impairment? Ik vind het een razend spannend onderwerp. Alvast dank voor het antwoord!
Dank voor uw interesse! Jazeker, binnen het Alzheimercentrum loopt een studie genaamd “ExCersion VCI”, die zich richt op de effecten van lichaamsbeweging op cognitie bij vascular cognitive impairment. De onderzoeker op dit project is Annebet Leeuwis. Voor meer informatie: https://www.alzheimercentrum.nl/wetenschap/lopend-onderzoek/excersion-vci/